TER INLEIDING


Deze 90 brieven zijn geschreven aan mijn moeder op de vlucht met haar ouders, broers en zussen diep in Frankrijk. Per geluk na moeders overlijden op zolder gevonden, werden ze ontrafeld, gelezen en herlezen, gesorteerd en verwerkt tot in een soms ontroerend verhaal in een niet meer te vergane digitale blog.

Het is het verhaal van mijn moeder als een 20 jarige dochter van “Pee” van de Roobaert ( 50 j. ) met zijn vrouw ( 45 j. ) , zijn dochter Marguerite ( 19j) en twee kleine kinderen Georges ( 4j) en Antoinette ( 2j.) Zoon Achiel , 16 jaar, werd opgeroepen in het leger en stierf aan de typhus opgelopen in de tranchés. ( Zie achiuelvandamme.blogspot.com ), Martha, 19 jaar was bij haar meester als dienstmeid gebleven en mee met haar patron op de vlucht in Duitsland. ;Vier jaar was zij lang zoek geraakt.

De brieven zijn niet van Alix maar zijn dikwijls antwoorden van brieven die zij heeft geschreven maar jammer genoeg bij de geadresseerde zijn gebleven.

De brievenschrijvers; soldaten, familieleden en vrienden uit de streek zijn treffende getuigen over de miserie , angst en het oorlogsgeweld met heel wat wensen op hoop naar vrede en terugkeer .

Volg dus geregeld deze blog: vluchtelingenpost.blogspot.com

donderdag 31 december 2020

Van bommen en granaten


Van uit St Omer schrijft vriend Odile Lamaire op 6 september 1915

Beste vrienden,

Ge zijt misschien verwondert dat wij weederom zoolang blijven van te schrijven maar tevergeefs vergeet het spreekwoord niet: geen nieuws is goed nieuws. En zoo is het ook met ons, wij zijn allen ten uitersten gezond. En stellen het voort wel.

‘k ben nog altijd in de brouwerij. Ik denk nu  moest Theophile Nuytten bij mij geweest zijn, we gingen toch lachen in ons verdriet.

We hebben van gedacht geweest te vertrekken voor enige weken. Te midden van de nacht kregen wij het bezoek van Duitsche vliegmachienen boven de stad. Ze hebben nogal veel bommen geworpen en vele schade gedaan en verschillige burgers gedood. Zelfs is er eene gevallen 3 huizen van waar wij wonen en het huis is gansch vernield. Ge kunt wel denken dat wij benauwd waren. De Engelsen hebben van ‘s anderen daags grote canons geplasseerd om ze te verjagen en sedert hebben we geen meer gezien. En alles is weederom gerust gelijk van te voren want het ware vreed nietwaar, reeds een jaar vluchten voor de bommen en nu nog dood geschoten worden.

Er is hier van langs om meer geweld van troepen surtout van Engelse troepen. Ze lossen hier alle weke 2 en 3 schepen gekwetsten. Zonder deze die komen met de autos en de treins, bijna allen van de kanten van Arras, La Bassée en van Yper. ‘t Is triestig om te zien uit die schepen halen, den eenen met een arm af, den andere met een been weg en al voor dien grooten Duitschen  moordenaar. Er is nu overal veel gevochten maar geen vooruitgang. ’t Is voor al de menschen dood en alles plat te branden.

Yper bestaat  niet meer en ze zijn nu bezig met Vlamertinghe, Poperinghe en al de andere gemeenten te beschieten. Ik heb ook vernomen dat de bovenkant van de plaats van Becelaere gansch afgebrand is. Het is Omer Bouchenooghe en Th. Stratsaert die het geschreven hebbben. Ze zijn in Bretagne tussen Parijs en waar gij woont.

Typhus in de streek met doden en zieken.

 

Van uit Abeele ontvingen zij  deze eerste brief van hun vriend  Odile Lameire

Abele 3 februari 1915

 Het heeft me zeer verwonderd te vernemen van Paul dat ge weg waart naar Frankrijk maar niettemin hebt ge nog een goed gedacht gemaakt want ik vind voor mij hoe langer alhier blijven hoe meer miserie.

 In drie weken is het volk van onze streken zeer verminderd, zowel rijk of arm

.

In Beselaere is den dokter met zijn vrouw en kinders weg van de eerste weken , ook Jules Casier en familie van bij de kerk, en bijna al de domestieken van de burgemeester .

 

De menschen hebben altijd courage en geld gehad tot nu toe en eens dat alles weg geraakt geven de menschen om niets meer. en laten ze zich gemakkelijk wegvoeren.

 

Alhier is bijna geen gemeente of de typhus bestaat onder de burgers gelijk onder de soldaten en velen sterven er van.                                                                                               Er zijn reeds vele menschen van Becelaere begraven: Paul Haverbeke en Charles Woestijn en zijn vrouw ( schoonouders van Ernest Dewulf) .

Deze zijn 17 uren verscheen ( na een) dood en dezelfde dag begraven.

In Vlamertinghe is er  Frans Desmedt van den Oosthoek, en van bij ’t onzent Hélène Denys (24 jaar), en Thérèse Buyse’s kind.  Theofiel Soenen is berecht geweest maar is nu aan de betere hand. 

 

Ook mag ik niet laten wat nieuws te geven van onze kleine Simonne die reeds 7 à 8 weken straf ziek is. Nu is ze aan de betere hand en als er niets bijkomt is er hoop van te genezen.

Alice, miserie dat we gehad hebben er mede is ongelofelijk. Reeds 5 weken heeft Adeline nog in geen bed geslapen. Dag en nacht moet ze er bij zijn.    Ook Simonne is zo ellendig dat ge ze niet meer zou herkennen.

 

Met ons gaat het zeer wel, ik ben dikwijls ziek maar ‘t is omdat ik nu  de herbergen moet bekijken van buiten, maar ik ben het nu weer gewend. We zullen later wederom moeten leren drinken

 

Paul is ook in Frankrijk met Buyse’s wijf en de paarden. Ze zijn een ure boven Haezebrouck. De paarden hebben de kost voor het werk dat ze doen, misschien 3 fr. daags en Richard ging ook in het werk geraken.

 

Cyrille zijn slaapmaat is ook over 14 dagen berecht geweest, ik heb gemeend dat hij ging gaan zien naar de nunnen maar den duvel wilt niet doodgaan, hij zit reeds op, kan smooren en vloeken en goed klappen van de affaire. Nu, ‘t spreekwoord zegt kwaad zaad bederft niet.

 

Nu het is beter lachen dan krijsen maar als ge  de vluchtelingen gaat bezoeken ‘t is maar dan dat ge ziet hoe groot het verdriet en de miserie bij de menschen komt “ ….

 

zondag 5 januari 2020

Zo was Mémé Platze in haar jonge tijd.



Tussen de brieven steekt deze door haar zelf in het klad geschreven  brief in het Nederlands naar de Franse zusters in Vertheuil. Het was  waarschijnlijk bedoeld om hem te doen vertalen en versturen..  Pépé en mémé zijn getrouwd op 14 februari 1920 en deze brief zou dus nadien geschreven zijn.   Zo schrijft mémé:   
                                                                       
Beminde zusters,
Gij zult zeer verwondert zijn geen nieuws van mij te hebben  ontvangen, geheel den zomer is bijna voorbij zonder niet het minste nieuws te geven. Voor mij is het niet schoon zoo lang te wachten, u geen nieuws te geven. Maar God weet dat ik u alle in mijne gebeden niet vergeet en ik u nooit zult vergeten.
Beminde zusters ,                                                                                                                                     Ik stelt het eerste klassen goed in mijn huwelijk. Ik hebt een braven man die in alles zijn betrouwen stelt op God en waar wij samen onze Goddelijke plichten kwijten het geen mijn grootste plijzier is.  Onze winkel gaat ten uiterste beste en in ons werk ook. Wij hebben deze zomer zeer wel geld gewonnen   Het leven is in België zeer kostelijk maar de daguren  zijn ten oosten (hoogste?). Alle werkmannen  winnen 250 fr. te ure, het geld heeft geen weerde. Ik denkt dat dit alles niet lang meer kan duren. Alhier is er soms gesproken van nogmaals oorloge hetgeen mij niet zouw verwonderen.

Beminde zusters,                                                                                                                               in België is er ook veel gebeden maar toch is het België verandert bij  vroeger maar surtou deze die in Frankrijk gevlucht geweest zijn, zijn al de slechtste,  wij moeten bidden voor hunder.
Wij zijn groot nieuws verwacht van Vertheuil zo gauw mogelijk.                                                       Hoe is het met de zusters en met soeur Marie en met al hunder beeste. Een weinige nieuws voor soeur Marie. Masseur hoe gaat het met de ? Zijn de vruchten goed gelukt en al uw bloemen en met al uw beeste. Is uw keuken nu al in het nieuw gedaan?  t is jammer dat het zoo verre is ik zouw u eens komen bezoeken met mijne man die u allen geeren zouw kennen maar t is ons  onmogelijk zoo verre.  Mijn schoonzuster ( tante Valentine Dierynck) is naar lourdes gekomen met den bedevaart. Zij gaat alle jaaren.

Soeur Marie,                                                                                                                                         kunt gij mij geen plijzier doen van mij witte konijnen vellen te zenden naar Tourcoing. Ik zou u ook een plijzier doen als gij iets begeert. Ik zouwt een fourure maaken voor mijn neveke Albert ( Albert Dewitte).                                                                                                                                                    Mijne man heeft 16 broeders en zusters waar er 5 van gestorven zijn, schuld van den oorloge en waar allen getrouwt zijn en laaten alle kinders achter. Er blijven nog twee dochters ongetrouwt, een die dient en de ander bij mijn schoonmoeder. De ander alle getrouwt en kinders. Zoo zouw ik wel weten voor wie een fourure maaken.

Beminde zusterMarie,                                                                                                                                in mijn huis is alles goed met vader en moeder, Martha en Margeurite en Antoinette.   Deze zijn alle in goede gezondheit en ook veel werk. Zij hebben de schoonste vruchten van Gheluwe. Al hunder land is kante en klaar. Marguerite werkt met de paarden gelijk vader. Zij is knecht thuis.

In een  ander kladbrief naar de zusters in Vertheuil met de potlood geschreven  schrijft zij wellicht om te doen vertalen lezen wij deze merkwaardige tekst: 

" .. met Antoinette gaat het geheel goed,  dikke vet. Zij komt de Zondag bij mij doorbrengen en somtijt in de weeke. Zij gaat naar de school, zij heeft al twee maal in de processie en was de schoonste. Het zal eene groote feeste zijn  in Gheluwe, de 2e zondag van October en zij zult moeten het portret dragen van de gesneuvelde soldaten.( Wellicht was dit een herdenkingsfeest aan de oudstrijders ?)

Soeur Marie,                                                                                                                                       houdt gij nog altijd duiven, mijne man is ook liefhebber van duiven. Het zijn voyageurs, wij hebben al verschillende keer prijs gespeelt. Wij hebben nu 5 coppels. 't Is jammer dat gij niet kan komen. Ik zou ne keer willen dat gij naar het front komt. Ik heeft ook bloemen maar voor alles weinig tijd om ze wel te bezorgen wat ik liefst zouw hebben dat gij mijne man kent.
Hoe is het met Marie en soeur ? Zijn ze bij u niet meer ? Ik heeft ook een brief en kaart gezonden en nooit geen antwoord maar ik heeft nog nooit naar M Landicke geschreven gezien ik getrouwt ben en ik durf niet meer.
Als ik hier in onze kapelle gaat denk ik nog altijd op hunder kapelle dat ik daar zooveel schoone gebeden gedaan heeft voor ouders broeders en zusters en voor mijn vaderland waar ik van God schoone dingen bekomen heeft die ik nooit zult vergeten.

Het is al het nieuws dat ik weet en verlang veel nieuws van u allen te ontvangen, zoo haast mogelijk, vergeef het mij dat ik zoo lang gewacht heb van te schrijven en met sr Gabriel hoop ik dat het voort wel gaat. Doet vele complementen aan al deze die ik kent.

De complimenten van vader, moeder en zusters die dagelijks voor u bidden. Vele kussen van ons allen
Albert  en Alix "

Jammer, deze brief is niet gedateerd maar moet blijkbaar eind 1920 of later geschreven zijn. Wetenswaardig ook dat pépé reeds toen al duivenmelker was.