Op 29 op oktober schrijft Martha " Den schoonen dag is toch gekommen dat wij verlost zijn van dat beeste volk."
In haar eerste brief naar haar ouders vraagt zij naar Achiel en hoe het gaat met hen allen en sluit met met de wens : " Geef mij seffens antwoorde weder en vele nieuws".
Ontmoeting Achiel en Martha te Lauwe
IIn november 1918 lag Achiel aan het front lag in België en bracht Achiel een bezoek aan de nonkels die toen in Lauwe verbleven. Hij ontmoette daar ook , na 4 jaar gemis, zijn zus Martha. Zijn schrijven over dit weerzien is een en al ontroerend.
Hij schrijft: " Front2/11/18
“ Ik kom u het goede nieuws vertellen. Ik heb Martha gaan bezoeken en goed gevonden.
Ik ben eerst naar nonkel Emils geweest en van daar heb ik naar nonkel August geweest die ook in Lauwe woont seder een jaar en dan heb Slinna met een van nonkel Emiels achter Martha geweest. Het was bijna donker als zij vertrokken zijn en ze zijn 's
anderen daags smorgens met Martha afgekomen.
Toen ik oorde dat ze in kwamen voelde ik bijna geen grond meer. Ge kunt peinzen meer dan 4 jaar elkander niet meer gezien hebben en ik herkende bijna haar niet meer. Zij is zoo verandert en vervet. Zij is wel versnelt en des avond hebben wij goed gelachen, ik en Jul van nonkel August hebben geheel den avond gezongen dat het dunderde. Gij had daar ook moeten zijn om zoo schoone te lachen, Martha zei het ook. Ik heb daar 2 dagen geweest en het heeft mij niet verveelt. Gij mag het geloven ik had gisteren avond als ik thuis kwam niet veel tijd meer om te schrijven. Ik heb geschreven naar huis en het portret van Martha en van nonkel August naar huis gezonden. Gij zal het meschien ook al gezien hebben. Ik heb ook het portret van nonkel Emiels ge vraagt of en zij hebben het niet willen geven. Nu ik en Martha hebben ons tegare doen trekken in Lauwe en als ze gedaan zijn zal ik dan een opzenden.
Nu alice, gij mag geloven dat Martha en al, dat ze veel afgezien hebben 4 jaar lang bij de duitsch. Het was toch zoo content van mij te zien, dat arme schaap. Maar ik was ook content.
Nu als de conge zullen open gaan zal ik u schrijven achter geld want ik zal komen met Martha en zij hebt geen belgsch noch fransch geld, t'is al duitsch en om haren trein te betalen zal ze moeten fransch geld hebben en ik zal Martha alleszins mede hebben als ik kom. Martha hebt ook ne brief geschreven. Ik heb hem in onze boite ( brievenbus) gestoken omdat gij hem sebit ( seffens) zouw hebben.” "
Op 8 november 1918 liet Mme Declerq, de schoonzus van Mr Delannoy, weten aan de ouders dat Martha reeds vier jaar in Tourcoing was. Reeds twee jaar verbleef zij tijdens de afwezigheid van haar patron nu bij haar . Zij prees Martha voor haar trouwe dienst en bezorgdheid.
Van uit Tourcoing schrijft Martha den 10 november 1918:
“ "Beminde Alix, Het is met plijzier dat ik vandaag mijne zondag ga passeeren met u beetje te klappen van ver. Ik heb al uwe brieven ontvangen en bedank u voor al hetgeene dat gijder voor mij gedaan hebt, ook de masseurs die voor ons zoo goedt zin. Ik heb ook dat certificaat en dat mandat van 100 fr. ontvangen en aan al uwe vragen ga ik voldoen en heb ook zeer goed verstaan wat gij gezegt had voor mijn lijf moogt gij gerust zijn,
Beminde Alix, ik weet nog niet hoe dat dat ga gaan met dat afkomen, want wij hebben nog geen nieuws gehad van mijne patroons. Ik ga u bij enige dagen schrijven wat dat zij daarvan zeggen. Gij ga mischien trieste zijn, maar mijne ouders vooral, want ik verlang ook zoo om hunder al te zien. Dienen dag gaat ten schoonste zijn van mijn leven als wij malkaar in volle gezondheid mogen weder zien zonder te vergeten onzen broeder Achille die daar mischien in de trangé zit om ons Belgie te verlossen. Och dat den goeden God mochte onze gebeden aanhoren en hem sparen van alle ongelukken en welk geluk voor ons en onze ouders al groote kinders om onze ouder te helpen.
AAlix, gij vraagt wat ik het meest noodig hebt, als gij wilde vragen aan moeder om mij hemden te kopen en broeks en kousen en een kleed voor den zondag, alzoo de ander dat ik hebbe gaat zijn voor de weke. Alix, als gij mij ook wilde plezier doen van naar mijne madam Delannoy te schrijven voor haar te bedanken voor hetgene dat zij gedaan hebt voor mij. Ge moet maar naar hier schrijven. Zij gaan ton ( dan)aan mijne madam geven als zij komt en ook een voor madam Declercq, want zij hebt wel voor mij gezorgt binst den oorlog. “
Brief 10 november 1918 uit Parijs van Mw Delannoy aan de ouders met de verontschuldiging dat men steeds gezocht heeft naar hun verblijf menende dat zij in Calais verbleven, en dat Martha 4 dagen in Lauwe verbleven heeft bij Achiel en dat het nog enkele maanden zou duren eer dat Martha zou kunnen terug keren. Nu verblijft zij met haar zwaar gekwetste man in Parijs.
Het adres van Mad Declercq in Tourcoing waar Martha verbijft.
Op 29 december 1918 schrijft Martha dat het nog niet gelukt is om met de auto naar Vertheuil te komen.
“ " Tourcoing ,
Beminde ouders, broeder en zusters.
Een woord om u gerust te stellen. Gij zijt zeker verwondert dat ik nog niet thuis en ben. Mijne heere heeft woensdag gepasseert naar huis in Tourcoing gekomen. Zoo ik heeft dinsdag naar het stadhuis geweest om mijne papieren te maken om met mijne heere mede te komen naar paris. Als mijne heere ingekomen is woensdag hij heeft gevraagt als ik mijne papieren had en wij hebben gezegt dat ik nog wel 10 dagen moet wachten om dat ik van Belgie ben. Hij heeft gezegt dat hij zehr gin gaan naar het stadhuis en dat ik gin mede gaan naar paris en hij heeft geweest maar het 't was daar niet aan te doen.
Zoo hij heeft ene oto gehuurt om te komen en achter geen papieren te zien. Als hij al den automobiele had, heeft den heere aan wien dienen otomobille was, komen zeggen dat er maar plaatse was voor 2 persoone. Zoo mijne heere wilde zijne plaatse geven maar ik en heb niet gewilt want voyageren met menschen dat wij niet en kennen is niet geestig. Zoo dat ik thuis gebleven ben. Zij zeggen dikwijls wij hebben den trein gemist maar ik heb den oto gemist.
Zoo ik wacht achter mijne papieren maar ik peize wel van deze weke voort te komen met den trein. Voor dat ik voort kome met den trein moet ik schrijven naar Madam Delannoy. Zij gaan mij komen hallen naar de statie met eenen automobille, voor mij naar hunder hotelle te voeren waar dat ik enigte dagen ga blijven voor het hospital te bezoeken in automobille.
Het is met en verlangen om hunder te zien. Ge moet niet verlegen zitten voor mij want ze gaan al doen dat zij kunnen voor mij en ik ga messchien hunder uit paris schrijven wanneer ik ga toekomen.
Beminde ouders ik heb eenen brief gehad van Achille. Hij is nog alom in volle gezondgeid en heeft al zijn geld gehad. Nu tot later, het zal niet lang meer duren, ik ga vandaag naar Lucie gaan zeggen dat ik niet weg en ben want ik heb van deze weke goeden avondt gaan zeggen en ik peize wel dat zij peist dat ik al in paris ben in oto. De groote complimenten van ons allen, tot later, in afwachting groet ik uw allen hartelijk.
Uw toegenegen dochter Marttha. “
Martha verloofd en getrouwd
Onder de brieven vond ik dit aanzoek van Henri Pype naar Martha zijnde een "date " dat verstuurd werd aan haar vader onder een goed verzegelde omslag om ergens af te spreken n.a.v. de zondagsmis.
Henri Pype woonde op de Arkemolen nabij Terhand als zoon van timmerman Jules Pype. Tijdens de oorlog diende hij in het leger als korporaal en werd licht gekwetst door een obus aan zijn hand.
Martha huwde op 30 november 1923 met Henri Pype.
Zij leefden nog lang gelukkig. Zij was hoedemaakster op Terhand en Henri zette de timmermanszaak van zijn vader voort die dan ook door zijn zoon Albert werd overgenomen. Bij de heropbouw van het schooltje en de bouw van de kapel op Terhand was de familie Pype zeer betrokken.