TER INLEIDING


Deze 90 brieven zijn geschreven aan mijn moeder op de vlucht met haar ouders, broers en zussen diep in Frankrijk. Per geluk na moeders overlijden op zolder gevonden, werden ze ontrafeld, gelezen en herlezen, gesorteerd en verwerkt tot in een soms ontroerend verhaal in een niet meer te vergane digitale blog.

Het is het verhaal van mijn moeder als een 20 jarige dochter van “Pee” van de Roobaert ( 50 j. ) met zijn vrouw ( 45 j. ) , zijn dochter Marguerite ( 19j) en twee kleine kinderen Georges ( 4j) en Antoinette ( 2j.) Zoon Achiel , 16 jaar, werd opgeroepen in het leger en stierf aan de typhus opgelopen in de tranchés. ( Zie achiuelvandamme.blogspot.com ), Martha, 19 jaar was bij haar meester als dienstmeid gebleven en mee met haar patron op de vlucht in Duitsland. ;Vier jaar was zij lang zoek geraakt.

De brieven zijn niet van Alix maar zijn dikwijls antwoorden van brieven die zij heeft geschreven maar jammer genoeg bij de geadresseerde zijn gebleven.

De brievenschrijvers; soldaten, familieleden en vrienden uit de streek zijn treffende getuigen over de miserie , angst en het oorlogsgeweld met heel wat wensen op hoop naar vrede en terugkeer .

Volg dus geregeld deze blog: vluchtelingenpost.blogspot.com

dinsdag 5 maart 2019

De Molenhoek en Becelaere vlucht naar Poperinge/ Abele, Krombeke, St.Omer



Dirk Decuypere schrijft In zijn boek “ Gheluwe 14-18 Terhand en omtrek” hoe in oktober ‘14  een hele stoet vertrokken is van de Molenhoek naar Becelaere en vandaar verder met een wagen volgeladen met huisgerief, slaapgerief, eten voor mens en dier. Zij trokken vanuit het Duits gebied doorheen de stekkerdraad die door de Engelsen aan de Roobaert was opgesteld: de Schoutetens, de Nuyttens, de Vannestes, de Bostyns ...Waarschijnlijk ook Jules Vandamme van de Roobaert. Wanneer hij vertrokken is weten we niet.

De vluchtelingen zijn dan verder getrokken naar de streek van Krombeke, Vlamertinge, Poperinge, Watou en verderop Frankrijk in.

Het weekblad “ons Vaderland” uitgegeven door de Belgische Missie in Parijs vermeldde dat in 1917 nog zestien gezinnen in de streek verbleven. Honderd gezinnen waren uitgeweken naar Frankrijk. Meer dan 20 gezinnen verbleven in Normandie, de overigen waren verstrooid in Bretagne tot in de Midi.  Zo schrijft Emiel Huys in zijn geschiedenis van Geluwe


Op 9 september 1915 schrijft van uit Coumont vriendin Mara Vanmeenen

Zeer lieve vrienden,
Wij zijn ten uitersten tevreden van uwen brief te ontvangen. Ik had al dikwijls gezegd maar waar zou Jules Vandamme wel zijn. Wij hadden al dikwijls gezegd die menschen zijn zeker vergaan op zee. Gij weet gijder wel als we samen aan de Roobaert woonden dat ik geen … was.
Als gijder van ons voortgegaan zijt van Vlamertinghe hebben wij een brief ontvangen dat gijder in Calais was en hebben dan nooit een brief gehad.
Dan zijn wij tende februari, ziende dat den oorlog nooit veranderde naar Poperinge en van daar met de trein naar Calais.
Wij hebben in Calais vijf dagen in een grote school geweest en dan was het al vol vluchtelingen. We zijn dan ‘s avonds naar den trein moeten gaan en hebben een dag en een nacht op de trein moeten zitten. We zijn toegekomen in Bayeux waar wij nog een nacht moesten blijven en  dan  ‘s morgens met den tram naar Coumont.

In verschillende brieven bericht Odile Lameere van  uit  Abeele over streekgenoten  in en rond St Omer.

 op 3 februari:1915

Het heeft ons zeer verwonder te vernemen van Paul dat ge weg waart naar Frankrijk maar niet te min hebt ge voor mij een goed gedacht gemaakt want ik voor mij hoie langer hier blijven alhier hoe meer miserie. Sedert drie weken van hier is het volk van onze streken zoo vermindert den meren deel zijn nu vertrokken, rijk of arm, Den doktoor Smet, vrouw en kinders zijn weg van de eerste weken, alsook Jules Casier en familie, bijna al de domestieken van de burgemeester. Ik weet niet of Paul reeds geschreven heeft maar hij is ook in Frankrijk met Buyses wijf en de paarden. Ze zijn nu een ure boven Haezebrouck. Het is maar als men eens uitgaat op wandel en de vluchtelingen gaat bezoeken dat men ziet hoe groot het verdriet en de miserie is.
De Becelarenaars die in de kelder van de burgermeester gebleven zijn, zijn er      allen uitgehaald geweest van de Duitsche en naar Iseghem gevoerd zonder dat ze kwaad gedaan hebben. Het is Pierken Maertens die het naar Poperinghe geschrven heeft aan al hun namen er bij gevoegd

In juni 1915
 Vrouw Lameere schrijft  dat haar man ziek geworden is, 8 dagen in het hospitaal in Poperinge was en daarna in het hospitaal te St Omer gevoerd werd. Zij bleef alleen achter met haar moeder en kinderen in Abeele en werd door Constant Verbrugghe uit Becelaere die in Watou verbleefdaarheen gevoerd om hem te bezoeken. Odile schrijft:

“ Het was den thifus gelijk er vele waren in Poperinghe en St. Omer waar ik maat was met ene van den Molenhoek, zeker Soetaert een blonde krullekop die nu ook op het punt te genezen is.”.- “ Er zijn hier zoo weinig kennissen, er mag bijna niemand blijven en hadde het niet geweest dat den brouwer familie is van den burgemeester wij gingen ook weggevoerd zijn.”. Wij zijn hier op een gemeubelde kamer, wel en groot en hopen binnen de 14 dagen een huis te zullen hebben die ook gemeubeld is.”

6 september 1915.
“ te midden van de nacht kregen wij bezoek van Duitsche vliegmachienen boven de stad. Ze hebben nog al veel bommen geworpen en vele schade gedaan en burgers gedood. De Engelschen hebben van ’s anderen daags groote canons geplasseerd om ze te verjagen en alles is weederom gerust. Het ware wreed een jaar moeten vluchten voor de bommen en nu nog moeten dood geschoten worden. Er is hier van langs om meer geweld van troepen, surtout van Engelsche. Ze lossen hier alle weke 2bà 3 schepen gekwetste, zonder deze die komen met de autos en de treins.

23 november 1915
“ De menschen die nog woonden rond den Brandhoek tot Vlametinghe zijn de verleeden week allen moeten vluchten. Er is hier eene Belgische missie en met den winter hebben ze zeer vele kleedren uitgedeeld. Ik voor mij heb een zeer schone costume gehad voor de zondag, een klak, een sjarp. Maandag laatst kwam eene bende Becelaerenaars tegen in stad die kwamen zien voor kleeren ’t zij: Jules Samain , Pirot Soete, boer Deleu van bij den Nachtegaal, den baas van de Keiberg en zijn schoonzoon Storme, Charles Hollevoet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten