Op zondag 30 april 1916 schreef Maria Vanmeenen
Beste vrienden,
Ik meende dat ik u misdaan hadde omdat gij mij zoo lang wachte van weer te schrijven. Alice, wij hebben vandaag ook een brief ontvangen van Cyriel Soenen en zij zeggen dat er zoveel russensche soldaten zullen toekomen en dat er al veel toegekomen zijn van Oostralie en ook veel canadeezen.
Als men dat al hoord men zou peinzen dat de wereld ten einde is. Alice, het is waar gelijk gij zegd wien hadde het een gedacht als zij allen binnen geroepen waren. Wij mochten wel denken dat zij in vier dagen gingen weeder zijn. Het zal vier jaar zijn voor deezen die nog leeven want eer het zal eindigen er zullen nog veel menschen hun leeven verliezen.
Alice, er zijn al drie dochters van Jules Samains die een klein gekocht hebben. Dat is de broeder van Oktavie Dewulf die aan de Keyberg woonde. er is daar een grote wasscherij op Dranouter waar het vrouwvolk wascht voor de engelsche.
Ik weet al een van Becelaere, die getrouwt is met eene engelsche soldaat ,de dochter van de herberg De Korte Keer
Er zijn bijna geen ander meer of ze moeten een kleinen hebben. Alice, ik ben ook kontent dat wij in het fransche zijn want achter den oorlog zullen er maar weinig goede manieren meer zijn want het zullen al verbastadeerde zijn dat er is met engelsche fransche en belsche.
Alice het is als madam Gryson schrijft wij hooren niet anders van de jonge dochters. Er zullen geen andere meer weer keeren naar Becelaere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten