Op 1 oktober 1917 schrijft Maria Vanmeenen van uit Maisons Lafitte
Beste vriendinne Alix,
Gij komt mij te vragen op uwen brief als wij nog al trekken. Van mij kunnen zij niet aftrekken omdat het militair geld is maar van al de anderen waar dat er zijn die werken is er niemant meer die vluchtelingengeld heeft en waar dat er nog niemant werkt trekken zij nu 1fr. voor ieder kind en 1,50fr voor de vrouw. Beste vriendinbne gijder heeft recht aan geld voor uwen broeder. Voor huisvesting te vragen, ik trekke 40 fr. huisvesting voor mij en de kinders. Ik weet niet wat gijder zult trekken voor uwen broeder maar gij heeft er toch recht op. Schrijf hier op deez adres die achter de brief staat. Gij mag niet zeggen dat gijder veel geld wint. Als gijder geschreeven heeft zult gij een papier weeder hebben om in te vullen in het vlamsch en dan moet gijder naar den burgemeester gaan om zijn handteeken er op te zetten en hoeveel inwoners er zijn op de parochie want hoe grooter het dorp is hoe meer gijder geld zuld hebben. Het adres van uwe broeder mioet gij er ook op zetten.
Maria Vanmeenen
Het adres: Gouvernement Belgie
Mr Ministre de l' interieur 4,
Place Frederic Sauvage -
Seine Inférieure
Op 23 oktober 1917 van uit Villiers schrijft Nonkel Camiel Dewitte
Beminde Neef,
Om te vertellen van het vluchtelingengeld. De groote trekken 150 fr. en de jongens 1fr per dag, al die op de parochie zijn maar wij zijn maar met 17 vluchtelingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten